Cultuur

 
 

Pumps!

Het was zo rustig begonnen, op een van die vele zondagmiddagen dat het regende, dat jaar. Verveeld had ik op de televisie het verslag van de finale van een tenniswedstrijd gevolgd. Tennis interesseerde mij niet buitengewoon en ook de match zelf was van een matig gehalte. Op de baan stonden twee houthakkers tegenover elkaar, die slechts af en toe schijnbaar bij vergissing een subtiel balletje produceerden. Toch was ik blijven kijken, om niet geconfronteerd te worden met alles wat ik eigenlijk moest doen.

Toen de wedstrijd met een winnende ace afgesloten was - tennisliefhebbers schenen daar bewondering voor te hebben, maar zelfs een penalty bij het voetballen is een wonder van kijkplezier vergeleken bij zo'n droge knal die hooguit wat leedvermaak brengt als de tegenstander moedeloos of schouderophalend de andere kant van de baan opzoekt - bedacht ik een nieuwe reden voor het uitstel van mijn werkzaamheden.

De Economie-bijlage van de zaterdagse Volkskrant lag nog naast mij. Om voor de hand liggende redenen bevonden de contactadvertenties zich vlak achter de beschouwingen over valuta en handelstransacties. Een vriendin van mij had onlangs de loftrompet gestoken over deze vorm van contact leggen. "Reageer er eens op, of schrijf zelf een advertentie. Het minste dat je eraan overhoudt is een leuke avond", had ze gezegd. Ik had afwerend gegromd, maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt.

De contactadvertenties besloegen meer dan anderhalve pagina. Efficiënt begon ik me door de grijze massa tekstjes te worstelen.

Ik hanteerde een grof selectiemechanisme. Alle advertenties beginnend met 'man' konden simpel worden overgeslagen. Ook oproepen van buiten mijn woonplaats werden met een halve blik ter zijde geschoven. Aan de verdwaalde weduwen die een 'nette heer' zochten had ik geen boodschap. De grote aantallen invitaties van diervriendelijke vrouwen met kinderwens deden mij griezelen. Alleen bij een enkele advertentie die op het eerste gezicht een originele gedachte bevatte, bleven mijn ogen even staan.

Bij tweede lezing viel echter het ene na het andere tien-regelige zelfportretje door de mand. De verrassing hield nergens stand, terwijl ik ervan overtuigd was dat alleen achter een prikkelende advertentie een interessant contact schuil kon gaan.

Eigenlijk was het saaie huiswerk mij al teveel geworden toen mijn oog viel op een advertentie in de rechter onderhoek van de tweede pagina:

"We want more. Wat ik heb is een creatief lit. beroep, fantasie, jeans en pumps. Ik geloof heilig in het nut van jurken, films en Jugendstil. Vr., 020, 34/173, sl., ac., progr., charmant, eigenz. en bla-bla-bla. Wat ik zoek is een hartverwarmende man die weet wat hij wil en passie heeft voor zijn werk, maar ook soms liever samen is, dan alleen."

Toe maar! Deze formulering had vaart, bevatte verborgen beloften en was opgesteld door een vrouw van mijn leeftijd en postuur. In een keer actief, pakte ik een schaar uit de la van mijn bureau en knipte de advertentie uit. Ik keek er nog eens naar. Losgemaakt van al die fantasieloze wanhoopskreten erom heen, verbleekte de tekst een beetje, maar ik hield me vast aan het 'heilige geloof' dat er uit sprak. Al aarzelde ik of de man die gezocht werd, ook maar bij benadering overeenkwam met mijn karakter. Ik kon soms hartverwarmend zijn, maar was ik niet iemand die meer werk maakte van mijn passies, dan passie had voor mijn werk? Welnee, ambities had ik genoeg.

Ik legde de tekst even weg. Vandaag was er toch geen gelegenheid meer om te schrijven. De maandelijkse schaakavond met een goede vriend ging voor.

Toen ik de volgende dag van mijn werk terug was en een snelle maaltijd weggewerkt had, nam ik vlug plaats aan mijn bureau. In de bovenste lade lag het knipsel nog. Ik las het opnieuw en even kwam het primaire gevoel van enthousiasme terug dat ik bij eerste lezing had gehad. Spontaan schoot me een versje te binnen:

Veel dingen zijn vreemd
maar dit is het gekst
keek verveeld in de Volkskrant
ben nu verliefd op een tekst

Het ging misschien wel wat ver, zo'n gedichtje, maar zij was toch 'creatief lit.', wat daar ook achter schuil ging? Ik schreef de regels op, als begin van een brief. Om wat gas terug te nemen, besloot ik in overdreven literaire stijl door te gaan:

"Aldus neuriede D. te A. de hele maandag binnensmonds, zodat de slaperige forenzen op het traject Amsterdam Amersfoort hem 's morgens fronsend en 's avonds (Amersfoort Amsterdam) vermoeid glimlachend aankeken, wat hij onverstoorbaar doorstond, zoals ook de vragende blikken van zijn collega's over zijn plots zo ingehouden vrolijke bui stuitten op een glimmende muur van ongedwongen zwijgen."

Dat klonk als een klok, galmend en hol. Als ik zo doorschreef zou het een nietszeggende brief worden, dus het werd tijd om het over een andere boeg te gooien. Met een schuin oog op de advertentie vlogen de volgende zinnen al snel over het scherm:

"Nee, zo kan ik, 020, oók al 34, 1.80, ac. natuurlijk niet doorgaan. Wat moet jij, charmant, en eigenzinnig, van deze blabla denken?

Maar het is waar, met name de verrassende mengeling van spot en ernst in je advertentie en de zin 'Ik geloof heilig in het nut van jurken, toneel, films en Jugendstil' troffen me recht in het hart. Die zin overigens niet zozeer vanwege de jurken, maar vooral door het vooropgestelde nut van kunst."

Zo, de basisgegevens stonden op papier, maar hoe ver moet je gaan in zo'n brief. Ik wist dat een reagerend briefschrijver in een lastig parket zit. Hij moet meer schrijven dan de adverteerder. Tegelijkertijd moet het niet zoveel zijn, dat het leidt tot een striptease voor een volkomen onbekende. De nieuwsgierigheid prikkelen, zonder de eigen verwachtingen al te duidelijk te maken. Ik keek peinzend om me heen:

"Ja, en dan wordt het nu tijd voor 'wat ik heb'. Wat ik heb is een baan als journalist bij een maandblad over zigeuners, een passie voor taal, een honger naar brieven en - maar dat spreekt vanzelf - een verlangen naar een nadere kennismaking met jou.
Wat ik ook heb is uitzicht op een bak met bloeiende fuchsia's op het dakterras van mijn zolderappartement en op de treinen, onder ander die naar Frankrijk."  

Subtiel was dat wel, vond ik, die zijdelingse verwijzing naar mijn passie voor het Franse land. Snel schreef ik door:

"Ik ben nogal jongensachtig, nogal slordig, nogal nostalgisch soms toch al, humoristisch, slim, vaak te weinig berekenend, soms veel te veel. Geen brede schouder waarop het eeuwig leunen is, wel iemand die zich snel inleeft en graag meedenkt zonder dominant te willen zijn."

De invloed van het lezen van al die contactadvertenties werd nu duidelijk zichtbaar. Ach, wat gaf dat, beter een spontaan geschreven reactie dan een doodgeredigeerd stuk, meende ik en vervolgde serieus:

"Daarentegen ben ik zelf soms wat afhoudend in het accepteren van steun van anderen. Bij buien ben ik zelfs erg eenzelvig, misschien wel ontoegankelijk, zeker als ik het gevoel heb onvoldoende ruimte te hebben om te denken en te dromen. Sinds kort heb ik literatuur en kunst een belangrijke plaats gegeven in mijn leven. Toch schrijf ik nog steeds met plezier ons maandblad vol."

'Ons maandblad' het stond er zomaar en ik liet het staan. Beter bewijs voor de passie voor mijn werk kon ik niet bieden. Maar nu had ik me wel voldoende bloot gegeven. Ik maakte de brief af op de manier die ik al bedacht had: een spannende afspraak met duidelijke keuzemogelijkheden voor de vermetele adverteerster:

"En zo zou ik nog veel meer van mezelf kunnen vertellen, ware het niet dat ik die verhalen liever toevertrouw aan een mij bekend gezicht, in plaats van aan een fantoom van 7 regels tekst -hoe leuk ook.
I want more!
Wat denk je van een ontmoeting in Grand Café De Eeuwen. Daar zal ik je, als je dat wilt, laten we zeggen aanstaande zondag om 21.00 uur opwachten links-achter bij het raam. Mij herken je aan de rode roos op tafel. Mocht je niet willen komen, dan zal ik daar een modern biertje op drinken en met enige weemoed, maar ook met genoegen terugdenken aan de voorpret die het schrijven van deze brief me schonk. Maar voor het geval dat dit voorstel je bevalt, maar de tijd je niet schikt, vind je hieronder mijn telefoonnummer."

Ik was tevreden over de zorgvuldige constructie van het voorstel. Ze zou mijn brief in de loop van de week krijgen en als ze zich aan de spelregels hield, kon ze maar drie dingen doen. Op zondag opduiken in 'De Eeuwen', niets van zich laten horen of een andere afspraak maken. Op deze manier zou ik er minimaal een spannend bezoek aan het modieuze café aan overhouden en bespaarde ik mezelf een afwijzing. Ik maakte een uitdraai van de brief en schreef er nog enkele regels in handschrift bij, om niet al te onpersoonlijk over te komen. Vóór de laatste lichting ging de brief op de bus.

In de loop van de week las ik de brief nog enkele malen door. Ik was er nu zeker van dat hij tot een reactie zou leiden, sterker nog, ik rekende erop dat een ook maar enigszins bevlogen dame - en zoiets sprak toch uit de tekst van haar advertentie ('We want more!') - zondag 'De Eeuwen' op ging zoeken, al was het maar om stiekem te gaan kijken wie er in de hoek achter de pils zat.
Die zekerheid groeide uit tot een overtuiging, toen er zondagmiddag nog steeds niet gebeld was. Mijn tactiek werkte.

In vrolijke afwachting kijk ik aan het begin van de avond naar de televisie, al half geprepareerd om weg te gaan, als de telefoon gaat. Nog half met mijn hoofd bij het programma, neem ik de hoorn op.
"Met Kerstin van Huiningen", klinkt een onbekende, koele stem, "ik bel maar even naar aanleiding van je brief, zodat je niet vergeefs achter een pilsje zit, vanavond". Het moment waarop ze belt, overvalt mij totaal. "Dit is tegen de afspraak", is het enige wat ik kan bedenken. Ik zeg even niets terug, al besef ik dat dit de openlijke afwijzing is die ik juist had willen vermijden.
Van mijn stilte maakt zij gebruik om door te praten. "Ik heb je brief pas vanmiddag gelezen en je voorstel vind ik te direct". Ik hervind me: "Maar ik ging ervan uit dat je mijn brief veel eerder zou krijgen."
"Ik heb gewacht tot ik er een aantal had, en vanmiddag heb ik ze pas opengemaakt". Haar stem klinkt streng en wat vermoeid. "Maar ik vond het een hele leuke brief. Ik had alleen vraagtekens bij één zin. Je schreef dat je werkt voor een maandblad voor zigeuners. Daar heb ik helemaal niets mee".
De conversatie stokt weer. Pas geleidelijk begint het tot mij door te dringen dat dit geen afwijzingsgesprek is, maar een nadere verkenning. De brief is aangeslagen, maar er dient nog wat opheldering te komen, voordat een openlijke confrontatie plaats kan vinden. Enigszins verontschuldigend vertelt de telefoneerster dat ze zelf eerder negatieve ervaringen heeft gehad met het schrijven op advertenties: "Ogenschijnlijk keurige mannen die je om vier uur 's nachts opbellen om te vragen wat je aanhebt".

Ik voel haar wantrouwen over mij heen zakken en even schiet door mij heen dat ik inderdaad erotische fantasieën had bij het bedenken van de afspraak. Toch laat ik me dwingen tot het uitwisselen van wat nadere gegevens. Zij schrijft boekbesprekingen voor een klein literair tijdschrift. Ik ken het, kocht ooit wel eens een aflevering. Verder vertelt ze dat ze zwaar twijfelt of ze zal gaan promoveren.
Haar wereld komt mij na enkele minuten al glashelder voor de geest: het universitaire Amsterdamse letterenkringetje, waar ik zoveel afstand van heb genomen. Toch gaat het gesprek verder. Via de kunsten, komen we terecht bij de dans. "Moderne dans houd ik van" zeg ik, "En zelf houd ik ook van dansen". "Ik ook, maar je kunt alleen nergens meer dansen. Bij de disco Pantheon sta je midden tussen de scholieren. Laatst vroeg zo'n jongetje me te dansen en ik denk, waarom niet? Zegt hij tegen me dat ik op zijn moeder lijk". Ze lacht scheurend en cynisch. Plotseling schiet mij een woord uit de advertentie te binnen: 'Pumps', een woord dat zo praktisch en onsmakelijk klinkt als wittebrood uit de fabriek. Dat ik dat woord over het hoofd heb gezien. Dat verklaart het gebrek aan spontaniteit en romantiek. Pumps! Daarom moest ze me eerst telefonisch checken, in plaats van enthousiast een eigenlijk heel vrijblijvende ontmoeting aan te gaan. Ik zie voor me hoe zij de brieven cijfers heeft gegeven. Een punt voor karakter, een punt voor beroep, een punt voor stijl.

Opnieuw ontstaat er een stilte. Zij begint ongetwijfeld wanhopig te worden van de plotselinge gaten die ik laat vallen en bij mij komt een verlate verontwaardiging opzetten over haar tactloosheid om meteen te beginnen over het enige waar ze moeite mee had: 'Zigeuners, daar heb ik niets mee'.
"Ik geloof dat ik het telefoontje wil afronden", zeg ik plotseling enigszins plomp: "Bedankt voor je reactie. Je hebt vast nog andere leuke brieven gekregen". Nu valt de stilte even aan de andere kant. "Okay, jij ook bedankt voor je brief".
Op twee plaatsen valt de hoorn te hard neer op het toestel.
Dat was dat. Het was snel, efficiënt, maar niet pijnloos. En van het beloofde leuke avondje is natuurlijk al helemaal niets terecht gekomen. In het vervolg beperkte ik me in de Economie-bijlage maar tot de beursberichten.

Gepubliceerd in Mens en Gevoelens, 1993

 
Terug naar overzicht Cultuur