Diversiteit

 

Essay - De paradox van Europa

Het Europees songfestival kent deelnemers uit Israël en Turkije, de Raad voor Europa bestaat uit 25 landen en de Europese Unie groeit aarzelend naar het oosten. Tegelijkertijd wordt in de verdragen als die van Schengen en Dublin het hart van Europa dichtgespijkerd en wordt de roep om een afgegrensde Europese identiteit luider. Bart Top bezocht de Franse oceaankust, de zuidpunt van Italië en het grensgeval Estland om het raadsel van de grenzen van Europa te onderzoeken.

  Het verhaal start aan de Franse kust. Een van die plekken waar Europa zonder discussie ophoudt: niets dan oceaan en geen bootvluchteling die hier aanspoelt. Ik lees daar een wonderbaarlijk boek: Oceaan van Zee van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. Het beschrijft de spannende ontmoeting van een schilder die zoekt naar de plek waar de zee precies begint en een wetenschapper die op zoek is naar de plek waar de zee ophoudt.

Op het eerste gezicht lijkt zo'n vraag en zo'n confrontatie onzin. De grens tussen land en zee is immers duidelijk? Hoe dichter je er echter op in zoomt , des te vager hij wordt. Wat op het ene moment nog zee is, valt het volgende moment droog en wat zojuist nog een dapper zandkasteel was, verdwijnt subiet onder de golven.

Toch is aan de rand van de oceaan de grens van Europa hooguit een filosofisch probleem. Internationale afspraken leggen precies vast waar de grens tussen Europese en internationale wateren te vinden is. De oceaan is een onverbiddelijk membraam: ondoordringbaar voor ongewenste mensen en tegelijkertijd volledig doorlaatbaar voor het Amerikaanse gedachtengoed waar Europa zich in al zijn eigenheid aan laaft.

Ook de zuidgrens lijkt weinig vragen op te roepen, als je tenminste Andalusië als zuiver-Europees wilt zien en abstraheert van de immense Europese invloeden in de Magrheb-landen en dieper Afrika in, als je niet teveel betekenis hecht aan de sloebers die niet zelden voor lijk aanspoelen na een poging over te steken naar de kust van Gibraltar, als je kortom Afrika negeert, een bezigheid die de gemiddelde Europeaan geen enkele moeite kost.

Fundamenteel anders ligt het met de oostgrens van Europa. Waar de westelijke grens paradoxaal genoeg even robuust als ondenkbaar is, omdat Europa immers deel uitmaakt van datzelfde westen waar het door zo'n immense waterplas van gescheiden is, en de Middellandse Zee even smal als bijna spreekwoordelijk de Europese welvaart afgrenst van de Afrikaanse armoede, is de oostgrens onderwerp van heftig politiek dispuut. Breuklijnen onder de aardkorst noch bergketens kunnen dienen als scherpe afgrenzing tussen Azië en Europa. Vandaar dat, volkomen afhankelijk van wereldbeschouwingen en politieke belangen, de een de grens na Polen en Oostenrijk optrekt, de ander duizenden kilometers verderop. Waar tot 1989 het IJzeren Gordijn een markeringspunt vormde, leggen sommigen de grens nu waar de invloed van de Russisch-Orthodoxe kerk begint.

Vanuit Russische optiek ligt dat weer totaal anders. Europa eindigt volgens de huidige Russische regering waar Centraal-Azië begint. Minister van Buitenlandse Zaken Igor Ivanov presenteerde in januari van dit jaar de oorlog tegen de Tjetsjenen als een Europees belang: "In feite verdedigt Rusland hier de gemeenschappelijke Europese grenzen tegen een barbaarse aanval van internationaal terrorisme, die hardnekkig en consequent gericht is op een invloedssfeer die zich uitstrekt van Afghanistan via Centraal Azië en de Kaukasus tot de Balkan." Rusland op de bres voor 'de veiligheid van ons continent en het leven en welzijn van alle Europeanen? Dat is een sprong die de gemiddelde EU-aanhanger niet snel zal maken, maar die zo gek niet is, als je naar de Europese geografie kijkt.

Want waar houdt Europa in het oosten op? Ik begin mijn zoektocht bij een ogenschijnlijk heldere grens: het hakje van de Italiaanse laars, Puglia. Daarachter ligt immers het chaotische Albanië, het negatief van de Europese civilisatie. En daar ligt de Adriatische zee waarover de asielzoekers en avonturiers uit allerlei andere, niet-Europese landen worden aangevoerd. Vanuit bijvoorbeeld Nederlands gezichtspunt is dit een belangrijke grens. Hier moeten de Koerden en Afrikanen tegengehouden worden over wie de vrees bestaat dat ze, eenmaal in Europa, onherroepelijk naar de Nederlandse vleespotten zullen doorstromen.

In Puglia blijkt deze grens helemaal niet zo vanzelfsprekend. Waar steden als Bari en Lecce vanuit noordelijk perspectief tot de periferie van Europa behoren, plaatsen ze zichzelf in het middelpunt. Bari, Ponte del Orient , brug van het oosten, roepen billboards de bezoeker overal toe. Het zijn geen linkse dagdromers, maar vooral de - conservatieve - handelselite die ervan droomt dat Bari weer een centrale plaats gaat innemen in de handelsstromen met het oosten. Een jaarlijkse Fiera Levante moet die handelscontacten nieuw leven inblazen en de regio lobbiet zich suf voor de opening van luchtlijnen naar Tirana en verder. Professoressa Serino, wetenschapper aan de universiteit van Bari, ziet voor de toekomst mogelijkheden voor seizoenarbeid. Zo verminder je de migratiedruk, meent ze. En bovendien: "Albanië is dichtbij en het is beter om de grens

permeabel te maken dan een muur te bouwen." De praktijk loopt hier overigens al op vooruit. Ondanks de grote werkloosheid werken op het platteland illegale seizoenarbeiders uit Afrika en Albanië. En de zwarte handel weelt tierig. Toen Joegoslavië tijdens de Kosovo-oorlog de sigarettensmokkel van Montenegro met Zuid-Italië lamlegde, verdubbelden opeens de Italiaanse staatsinkomsten uit sigarettenaccijnsen. Zo gauw de oorlog voorbij was, kelderden ze weer even hard.

Rome is hier ver weg, Brussel is vooral goed voor de EU-fondsen die in deze regio voor wat werkgelegenheid en voor restauratie van de oude stadskernen zorgen, maar Puglia is niet bereid om als bastion van Europa te dienen, zoveel is duidelijk. Hoewel er ook andere geluiden klinken. "Ik ben geen racist, en er zijn natuurlijk ook goede Albanezen, maar het is een gewelddadig ras," zegt Anna Maria Carbonelli. Zij voelt niets voor nauwere banden: "We hebben hier al veel criminaliteit en daar is het nog veel erger, dus je weet wat er dan gebeurt." Maar Carbonelli is dan ook in dienst van Urban Bari Europa , betaald door de EU. De meeste mensen in Puglia staan open voor contacten. De Kosovaren die voor de verschrikkingen van Milocevic vluchtten, werden door de bevolking van Puglia als broeders ontvangen. "Dat sommige inwoners van Bari zo'n hekel hebben aan Albanezen, hen als de nieuwe barbaren beschouwen, komt vooral omdat ze zoveel van hun eigen slechte eigenschappen in hen herkennen" verklaart een van mijn gesprekspartners. De overeenkomsten in taal, geografische en economische positie zijn ook groot. Net zo groot als de verschillen tussen Zuiditalie en het Europa ten noorden van Milaan. Als Puglia tot Europa hoort, kunnen de Albanezen op den duur niet achterblijven.

Als ik toevallig in een ander onmiskenbaar grensgebied van Europa terechtkom, hoop ik meer van de grenzen te weten te komen. Ik ben in Estland en de Esten - overwegend luthers - horen cultureel gezien onmiskenbaar bij Scandinavië. Ze zijn al sinds de Hanzeperiode op het westen georiënteerd geweest. Individualistisch, rustig en blond houden zij zich bij voorkeur verre van de luidruchtige, groepsgerichte Russen, de voormalige overheersers waarmee ze hun land delen. Toch zijn beide bevolkingsgroepen van Estland tot elkaar veroordeeld. Een derde van de bevolking is van Russische afkomst, maar zal zo mogelijk in het land blijven wonen, of de Esten dat nu leuk vinden of niet. Sterker nog: de Europese Unie, waar Estland zo graag deel van uitmaakt, dwingt hen om in hun wetgeving de rechten van de russischtalige minderheden te erkennen. Hoezeer ook een deel van Europa de Russen bijna als niet-westerse barbaren beschouwt.

Met dit beeld voor ogen raak ik verzeild in de Russisch-orthodoxe kathedraal van Tallinn. Het imposante gebouw, eind negentiende eeuwen, torent hoog boven de Estse hoofdstad uit. Hij staat op een heuvel, met als gevolg dat de vele oude vrouwen die de kerk bezoeken, zich 's winters over de gladde en ijzige trappen omhoog moeten vechten. Toch is de kerk behoorlijk vol. Er brandt wierrook en er klinkt nauwelijks hoorbaar een monotoon geluid, als van een lage orgelpijp,.

De meeste bezoekers komen om bij hun favoriete ikonen te bidden. Als ze de heiligen naderen, de meeste zitten achter glas, buigen ze enkele keren als een knipmes. Dan lopen ze prevelend dichterbij en geven een kus op het glas. Achteruit lopend en nog eens buigend, verlaten ze de plek dan weer. Sommige vrouwen kunnen echter moeilijk afstand houden. Zij blijven lang in de nabijheid van hun toeverlaat.

De rustige bewegingen die de bezoekers maken, geven de kerk een serene sfeer. Iedereen komt hier voor zichzelf, heeft een eigen doel en een eigen plek om te bidden. Als je dat vergelijkt met de beelden van massale onderdanigheid in sommige westerse erediensten of de bijna geprogrammeerde manier waarop moslimmannen gezamenlijk naar de grond gaan om te bidden, doet dit juist heel westers aan.

Ergens in een hoekje van de kathedraal staat een jongetje van een jaar of 12 te biechten. De pope luistert rustig naar hem en spreekt dan op fluistertoon indringend op hem in. Er is geen biechthok, dus iedereen kan zien wat er gebeurt. Toch gaan die twee volkomen in elkaar op en niemand die ze daarin belet. Na een tijdje laat de pope de jongeman buigen. Hij gaat met zijn bovenlijf voorover staan en het hoofd naar beneden en de priester legt een lap op zijn rug. Dan vouwt hij zijn handen erover heen en bidt voor de jongen. Twee, drie minuten gaan voorbij, voordat het gebed wordt afgerond.

De jongen loopt de kerk in en vindt zijn moeder. Zij gebaart hem dat hij nog niet klaar is en wijst hem op het stalletje waar devotiekaarsen verkocht worden. Hij koopt ze en plaatst er twee bij andere brandende kaarsen. De schonkige, onrustige manier waarop hij door de ruimte loopt, strijdt met de rust. Hij is er al misplaatst en moet snel naar buiten om te rennen of te voetballen. Zo lang vroom kan hij niet zijn.

Ook hier houdt Europa niet op, denk ik. Waarom zouden deze mensen er niet bij horen? Maar als dat zo is, moeten we ook de Russen insluiten. En dan? Moet het aan de Russen overgelaten worden grenzen te trekken? Ook volgens hen wonen de barbaren in het oosten: de Tsjetsjenen, de Tartaren, de Chinezen. 'Zwarten' worden de migranten genoemd die uit het oosten Moskou zijn binnengetrokken om een boterham te verdienen. Zij vormen een gemakkelijke prooi voor diegenen die economische misere een etnische oorzaak willen toedichten. Maar de consequenties van hun hekel aan oosterlingen willen ook de Russen niet trekken. Een nieuw ijzeren gordijn zou immers over eigen grondgebied lopen en het eens zo immense rijk nog kleiner maken dan het al geworden is. Evenmin als de Westeuropeanen kunnen de Russen zich van het oosten afgrenzen. De geografie en de culturele vermenging maakt Europa nillens willens grenzeloos.

Is die grenzeloosheid een reden om jaloers te zijn op Afrika, Australie of de twee Amerika's? De strak getrokken begrenzingen van deze continenten lijken een grote helderheid te scheppen. De waarheid is echter dat het niet meer dan achterhaalde metaforen zijn, romantische vormen op een oude schoolkaart die alleen in nostalgische geesten nog het geloof van staatkundige eenheid kunnen voeden. New York en Los Angelos zijn tweetalige steden; Duitsers, Portugezen, Spanjaarden en Italianen kleurden half Latijns-Amerika in en Afrika kent een verscheidenheid die alleen door een vertroebeld westers oog onder de noemer van een continent gebracht kan worden.

Moeten we onze jaloezie dan maar richten op Australie? Het oogt aantrekkelijk, zo geisoleerd als het ligt. Toch kan het zich niet aan de Aziatische invloed onttrekken, en zelfs racistische immigratiewetten konden niet verhinderen dat het zich mengt met zijn omgeving. En dan nog? Sinds wanneer zou Europa zich moeten spiegelen aan Australie?

Toch is het begrijpelijk dat de grenzeloosheid van Europa emoties oproept. Een Europa dat zich amoebisch uitstrekt in de richting van Azië, ontbeert immers een afgegrensde identiteit. Waar is het houvast als zelfs de Russisch-orthodoxe kerk en de islam zich binnen de Europese ruimte ophouden. Als de woeste Albanezen en de verscheurde volken op de Balkan niet buiten te sluiten vallen. De bijna natuurlijke reactie van veel Europeanen is een krampachtige (her)oriëntatie op de natiestaat. Dit negentiende eeuwse vehikel biedt tenminste houvast, denken dezelfde mensen die geen moment zouden geloven dat de herintroductie van de trekschuit een gepast antwoord op de hedendaagse fileproblematiek zou zijn. Bijna alle Europese staten hebben anno 2000 echter gemeen dat ze gemengd zijn. Voorzover het geen historische vermenging betreft - bijna ieder land kent immers gebieden met autochtone minderheidsgroepen - zijn ze gehybridiseerd onder invloed van de immigratie. De moderne Europese steden delen meer met elkaar en met metropolen elders ter wereld, dan met het omringende platteland. Dat is een werkelijkheid waarop geen natiestaat-retoriek grip heeft.

Het lijkt me daarom zinloos om op zoek te gaan naar nieuwe grenzen, naar een afgegrensde Europese of nationale identiteit. Wezenlijk voor Europa is dat het van stonde af aan een etnische lappendeken was, waar in de loop der eeuwen met enig succes een project van nation-building op is uitgevoerd. Dat verduistert misschien het zicht op de oorspronkelijke diversiteit, maar ontneemt het zicht niet volledig. Nu de moderne ontwikkelingen op het gebied van migratie, media en handel een einde maken aan de eenmakende rol van de centrale overheid, kan Europa het oude kapitaal van de etnische versplintering opnieuw munten. Het bonte patchwork van sterke etnische gemeenschappen - of die nu cultureel, religieus of geografisch gedefinieerd zijn - kan optimaal baat vinden bij een nieuwe klasse van tamelijk hybride Europeanen die als middelaars tussen gemeenschappen, als handelsreizigers en dienstverleners tussen culturen, ervoor zorgen dat de dynamiek in die gemeenschappen gewaarborgd blijft. Ook de cultureel sterkste gemeenschappen zullen onder de invloed van die dynamiek veranderen, de zwaksten misschien vrijwel onzichtbaar opgaan in andere verbanden, zonder bloedvergieten en met behoud van de documentatie van hun culturele inbreng.

De vooronderstelling is wel dat we toegroeien naar een open Europese identiteit, zowel inhoudelijk als ruimtelijk. Europees staat dan voor een cultuur die zich laat enten door de Amerikaanse dynamiek, die zich laat inspireren door het oude culturele erfgoed van de Arabieren, de Romeinen, de Grieken en de Kelten en die zich opent naar het oosten, mits men daar de erfenis van de Franse en Russische revolutie in de vorm van burger- en sociale rechten adopteert en eigen maakt. Alleen al de allure van dit project zou de Europeaan van trots moeten vervullen. De negatieve identiteit, opgebouwd op de angst voor het vreemde, wordt vervangen door een positieve identiteit waarin de verschrikkingen van het verleden verwerkt zijn in een wijze balans tussen sterke eigen identiteiten en openheid voor het onbekende. We kunnen nu eenmaal niet opnieuw beginnen, we kunnen evenmin de effecten van immigratie uitvlakken, we kunnen wel optimaal profiteren van het historische toeval dat Europa een veelheid van culturele bronnen bevat die, mits voldoende gerespecteerd, de mogelijkheid bieden om niet alleen met de bestaande en nieuwe diversiteit om te gaan, maar er ook kracht uit te putten.

Juist van de 'perifere' gebieden valt veel te leren. De grensregio's tussen de Europese landen zijn al lang op weg om tot samenwerking te komen en bijvoorbeeld de Limburgse Euregio laat zien hoeveel extra's zo'n samenwerking biedt, de regio is al lang niet perifeer meer, maar vormt een krachtige economische en culturele factor. De periferie van het huidige Europa, van Estland tot Puglia, biedt die mogelijkheden ook. Niet door imperialisme, maar door een vorm van wederzijdse permeabiliteit, kan in die gebieden Europa sterker worden en uitgroeien. Mits diegenen die in Europa aan de touwtjes trekken die nieuwe, hybride Europese identiteit ook begrijpen en dus ook die groei mogelijk maken. Nu in belangrijke Europese landen socialisten aan de macht zijn, zou het moeten kunnen. Alleen zullen ze dan moeten ophouden te flirten met de verkalkte verdedigers van de natiestaat, zullen ze de moed moeten hebben om hun autochtone electoraat te laten zien dat hun kansen verbonden zijn met die van het allochtone electoraat. Om nog op Oceaan van Zee van Baricco terug te komen. Zo grenzeloos als de zee is, zo vol leven is ze ook. Iets van die grenzeloosheid zou het landdier Europa zich eigen moeten maken, wil ze niet kommervol wegkwijnen in een zelfgebouwd hok.

Bordeaux-Bari-Tallinn-Amsterdam 30 maart 2000  

Gepubliceerd in Trouw

   
Terug naar overzicht Diversiteit