Home

   
 
 

De spiegel en de dode hoek

Bijdrage op 6 april aan het symposium Het museum als spiegel van de stad, ter gelegenheid van The Hoerengracht. Edward en Nancy Kienholz in het Amsterdams Historisch Museum

Het centrum van Amsterdam hangt op dit moment vol met prachtige historische foto’s van Benjamin Turner. Aan de ene kant laten ze zien hoe arm en rommelig de stad was in het midden van de 19e eeuw. Aan de andere kant bevestigen zij nog eens het beeld van een stad met prachtige scheve huisjes aan spiegelend water.

The Hoerengracht past hier eigenlijk wel bij. Hoewel de installatie door de makers kritisch bedoeld was, voegt het kunstwerk zich inmiddels perfect in het historisch museum. The Hoerengracht toont een bijna knusse, lichtelijk vervallen rosse buurt, ver vóor de Theemsweg en nog verder verwijderd van het actuele rumoer over criminaliteit en vrouwenhandel.

The Hoerengracht staat symbool voor een tijd waarin Amsterdam nog gezien werd als een vrijplaats in de wereld, waar alles openlijk kon en mocht wat elders verboden was en heimelijk plaatsvond. Een rol die Amsterdam grotendeels kwijt is en waar de stad zeker niet meer uniek in is.

Waar deze installatie zich zo moeiteloos voegt in de context van een historisch museum zou je kunnen afvragen of deze tentoonstelling wel zo verrassend is. Dát we het dáar nog over hebben, zegt hooguit iets over de vastgeroeste verhoudingen in de museumwereld waarin een historisch museum zich zelden aan kunst vergrijpt en een kunstmuseum het nog minder aandurft iets binnen te halen dat buiten de gebaande paden van het beeldende kunstdiscours valt.

The Hoerengracht laat zich echter gemakkelijk en zonder rumoer insluiten binnen de muren van het voormalige weeshuis, en dat komt omdat het aansluit bij het dominante verhaal over de stad, het verhaal van tolerantie, ondernemingszin en eigenzinnigheid – zoals het op de website van AHM wordt samengevat.

Maar er zijn meer verhalen te vertellen over de stad, over intolerantie bijvoorbeeld. Maar ook over moeizame emancipatiebewegingen uit verleden en heden. Als het museum de spiegel van de stad wil zijn, is het goed om die spiegel niet alleen op het centrum te richten.

Er is ook een andere stad. De stad die ik bijvoorbeeld zag toen in 2004 Ajax een benefietwedstrijd speelde tegen de Maroc Boys, na een aardbeving in het Rifgebergte. De Arena was bevolkt met tienduizenden Amsterdamse jongeren van Marokkaanse afkomst die elke actie van Ajax uitfloten en bij het eindsignaal gek werden omdat hún ploeg, de Maroc Boys gewonnen hadden. De lenigsten en dappersten overwonnen moeiteloos de gracht die de tribunes van het veld scheidt, en begonnen aan een uitbundige overwinningsdans.

Als een van de weinige aanwezigen autochtone Amsterdammers, had ik het gevoel iets historisch mee te maken. Nog nooit waren, denk ik zoveel Marokkaanse jongeren bij elkaar geweest. Natuurlijk kan je de focus richten op het negatieve, het onsportieve gefluit en de vernielingen. Waar het mij om gaat was dat je ook een bewustwording voelde in de massa, een hunkering naar een keertje de winnaar zijn in plaats van de loser. Het vereren van helden als Boularouz. Een recent gesprek met de jonge politicoloog Yassine Boussaid bevestigde dat beeld. Hij herinnerde het zich als een grote gebeurtenis uit zijn jeugd, ook als ‘een avond vol schaamte’. Toch is het geen beeld, dat je makkelijk ergens zult terugvinden.

Er zijn meer beelden.

Bijvoorbeeld het interieur van de Nieuwe Kerk, toen daar in de zomer van 2008, tijdens de tentoonstelling Black is Beautiful, een discussie gehouden werd over het beeld van de zwarte in de kunst. Black Talk Een debat over identiteit en zelfbeeld, zo heette die avond, georganiseerd door onder andere MTNL en Imagine IC. In plaats van de gestage stroom babyboomers uit de provincie die gewoonlijk door de kerk schuift, zat het schip vol jonge, veelal hoogopgeleide Amsterdammers van voornamelijk Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Hun reacties gingen over slavernij en over discriminatie. En ze toonden zich kritisch over een tentoonstelling die zonder veel reflectie een politieke leus uit de jaren zeventig in een esthetisch criterium omzette. De generatie jongeren die daar zat, zie je zelden weerspiegeld, niet in een museum, ook niet in veel Amsterdamse media.

Een laatste event, om nog wat andere beelden op te roepen, was het Sloterplas Festival van juni vorig jaar. Ook daar had ik een sensatie die je niet kunt ondergaan in het Roots open air festival in het Oosterpark, of een van de andere festivals in de binnenstad. Ik stond op zaterdagmiddag in de regen te dansen tussen duizenden feestende jongeren uit Amsterdam Nieuw West die samengestroomd waren voor een beroemde Rai-zangeres. Later, dat weekend, reden auto’s vol jongens toeterend door de wijk, alsof ze een voetbalwedstrijd gewonnen hadden. Ook hier weer de behoefte aan iets van jezelf, een stempel ergens op kunnen drukken. En ook daar weer het gevoel bij mij: dit beeld van Amsterdam weerspiegelt zich te weinig in de grachten en in de Amstel. Deze beelden horen nog niet bij het zelfbeeld van de stad.

Wat moeten we doen? Één ding is duidelijk: we moeten veel verder gaan in het opzoeken van nieuwe contexten, de discussie niet beperken tot de positie van musea, maar die verder uitbreiden.

Wat te denken van het idee om The Hoerengracht op te stellen in een vitrine voor De Meervaart. Zou dat kunnen? Of zou de spiegel die de bewoners voorgehouden wordt, dan kapot worden geslagen? Amsterdamse scholen zijn voorzichtig met museumbezoek, want naakt ligt moeilijk bij de ouders van veel scholieren. Of valt het uit te leggen aan een nieuwe generatie?

Maar ik ben vandaag veel meer geïnteresseerd in de omgekeerde beweging. Hoe komt de dynamiek in de buitenwijken, de muziek, de dans, de frustratie, de armoe, de rijkdom aan culturele bronnen uit de dode hoek? Hoe komt het dat de richting die sommige grote culturele instellingen blijven inslaan het maakt dat een deel van de stad in die dode hoek blijft terechtkomen? Hoe voorkomen dat wat niet gezien wordt in de achteruitkijkspiegel onder de banden vermorzeld wordt, in plaats van opgemerkt en ruimte gegeven?

De Stadsschouwburg, Paradiso, het Concertgebouworkest, iedere instelling zoekt er een oplossing voor. Met name in de beeldende kunst gaat dat moeizaam. Als het Stedelijk Museum eindelijk zijn metamorfose van beton- en staalskelet tot museum zal hebben voltooid, sluit het achteraan in het rijtje van kunstmusea in de westerse landen. Een nieuwe visie, enige afstand van de canon van de westerse beeldende kunst, veel ruimte voor wereldkunst valt niet te verwachten.

Toch herbergt Amsterdam een scala van instellingen die op de koloniale tijd reflecteren, opgezet zijn door migranten, of anderszins cultureel divers van aard zijn. In dit gezelschap is het niet nodig ze allemaal op te noemen, zo min als het nodig is er aan te herinneren dat er nog steeds geen Kosmopolis Amsterdam of islamitsch cultuurcentrum is.

Iedereen hier weet dat de Amsterdamse geschiedenis niet meer op en rond het Spui en het Lieverdje tot stand komt. Amsterdam ademt mee op de geschiedenis die zich vormt in Istanboel en het Rif-gebergte, op de Molukse eilanden en in Ghana, in Afghanistan en Iran. Het Israëlisch Palestijns conflict werpt zijn schaduw over de Amsterdamse wijken. De lokale verbeelding van die globale invloeden schiet nog tekort.

Kan de redding komen van ‘De nieuwe Amsterdamse kunstenaar’, zoals zo mooi in de titel van mijn verhaal staat?  Natuurlijk kunnen vreemde ogen een nieuw licht werpen op de stad, zoals het echtpaar Kienholz dat ook deed.

De van huis uit Turkse documentairemaakster Meral Uslu maakte als eerste film, net klaar van de filmacademie, de documentaire Hoeren. Haar ongenadige nieuwsgierigheid voegt iets toe. Haar documentaire had hier niet misstaan.

Maar veel kunstenaars van buitenaf staan voor een bijna onmogelijke opgave. Zij hebben twee kansen. Of ze proberen te slagen binnen het kunstcircuit en voegen zich naar de conventies ervan, niet zelden met als gevolg dat ze niet opvallen of op de tweede rang terecht komen. Temeer daar de vele kunstvakopleidingen in Amsterdam elk jaar weer fris talent uit de provincie afleveren dat zich hier ook graag nestelt.

Of zij treden buiten de gebaande paden en krijgen alleen aandacht vanuit andere dan kunstzinnige normen.

Een enkele keer lijkt er iets te gebeuren zoals met de kunstenaar Rachid Ben Ali, die in 2005 veel aandacht kreeg met zijn confronterende grote doeken in het Cobra-museum. Niet toevallig viel die tentoonstelling samen met het Marokko-jaar. Daarna werd het weer stil rond Ben Ali. Is hij zo goed of kwam het goed uit?

Wie zei dat laatst toch alweer? We dromen te veel in Amsterdam…Ik ben het met Anne DeMeester eens dat er te veel gedroomd wordt over stenen en beton. Maar voor het overige ontbreekt het juist nog teveel aan de verbeelding van het Amsterdam zoals het nu is en van het Amsterdam van de toekomst. Het blijft vaak bij een platte verwijzing naar de aanwezigheid van zoveel nationaliteiten

Hier, in het Amsterdams Historisch Museum, zou je bijvoorbeeld, naast de maquette van de groei van Amsterdam, kunnen verbeelden hoe de 50 belangrijkste relaties van Amsterdammers met andere delen van de wereld eruit zien: handelsrelaties, culturele relaties, godsdienstige relaties en culinaire relaties.

In de Burgerzaal van het Amsterdamse stadhuis, gekraakt als paleis, bevindt zich zoals u weet een prachtige verbeelding van de positie van de stad in de 17de eeuw. In de vloer zijn drie cirkels, met kaarten van het oostelijk en westelijk halfrond en een sterrenkaart, ingelegd. Voor de burgers van de stad lag de hele wereld, en de hemel, aan hun voeten. De Burgerzaal moest laten zien dat Amsterdam het centrum van het universum was. Dat centrum-denken hoeft niet meer, maar die verbondenheid met de wereld moet wél. Moet verbeeld worden. Door kunstenaars. Wie anders? Die verbeelding kan Amsterdam weer terugkrijgen, als het durft.

Musea, kunstinstellingen kunnen oude en nieuwe Amsterdamse kunstenaars opdracht geven de verbeelding voor ons vorm te geven.  Grijp daarvoor vooral de opening van het Stedelijk aan om Amsterdam te manifesteren als de transculturele, transnationale stad van Nederland. Maak bijvoorbeeld Aziz Bekkaoui – kortweg bekend als Aziz, winnaar van de Amsterdam-Prijs tot intendant van dat project. Hij is een modeontwerper, maar veel meer dan dat, een kunstenaar die interdisciplinaire manifestaties aankan, zoals met het prachtige project Uitegratie enkele jaren geleden in podium Mozaïek. Hij kan kunstenaars inspireren in een concept dat het nieuwe Amsterdam weerspiegelt. Geef hem bij de opening van het Stedelijk alle ruimte, liefst binnen, maar als dat niet kan, dan voor een week het hele Museumplein!

C BTMCD 2010